Suggesties voor hardware-installatie
Controleer het apparaat
•
Controleer of alle kleefband en materiaal aan de buiten- en binnenkant van het
apparaat zijn verwijderd.
•
Zorg dat er papier in het apparaat is geladen.
•
Controleer of er buiten het statuslampje Klaar, dat zou moeten branden, geen
andere lichtjes branden of flikkeren. Als het waarschuwingslampje flikkert,
controleert u of er een bericht verschijnt op het bedieningspaneel van het apparaat.
Hoofdstuk 8
168
Onderhoud en problemen oplossen
Controleer de hardwareverbindingen
•
Controleer of alle gebruikte snoeren en kabels in goede staat verkeren.
•
Controleer of het netsnoer stevig met het apparaat en met een werkend
stopcontact is verbonden.
•
Zorg ervoor dat het telefoonsnoer is verbonden met de 1-LINE-poort.
Controleer de inktpatronen
•
Na installatie van een nieuwe inktpatroon lijnt het apparaat de inktpatronen
automatisch uit. Als het uitlijnen mislukt, controleert u of de patronen correct zijn
geïnstalleerd. Start dan de procedure voor uitlijning van de inktpatronen. Zie
Inktpatronen uitlijnen
voor meer informatie.
•
Controleer of alle kleppen en deksels goed gesloten zijn.
Controleer het computersysteem
•
Zorg ervoor dat de computer op een ondersteund besturingssysteem werkt.
•
Controleer of de computer minstens voldoet aan de minimale systeemvereisten.
Controleer het apparaat op het volgende
•
Het Aan/uit-lampje brandt zonder te knipperen. Wanneer het apparaat voor het
eerst wordt ingeschakeld, duurt het opwarmen ongeveer 45 seconden.
•
Het apparaat staat in de status Klaar en er branden of flikkeren geen andere
lichtjes op het bedieningspaneel van het apparaat. Als er lichtjes branden of
flikkeren, lees dan het bericht op het bedieningspaneel van het apparaat.
•
Controleer of het netsnoer en andere kabels functioneren en goed op het apparaat
zijn aangesloten.
•
Alle verpakkingstape en -materialen moeten van het apparaat zijn verwijderd.
•
De duplexeenheid moet stevig op zijn plaats zitten.
•
Afdrukmateriaal moet goed in de lade zijn geplaatst en niet in het apparaat zijn
vastgelopen.
•
Alle vergrendelingen en kleppen zijn gesloten.